COLUMN: Korfbal is best cool
Gerard Bos is werkzaam bij het Fries Dagblad als columnist en journalist, daarnaast ontwikkeld hij apps voor de markt. Hij schrijft vooral over sport en publiceert ook wel voor andere media zoals zijn webblog.
Schoolvoetbal. Mooie tijden waren dat destijds op de basisschool. Veel verschil met clubvoetbal was er overigens niet. Je leider heette niet Menze, maar Meester Feenstra. En het shirt was niet wit met oranje-zwarte baan, maar grijs en blauw. En de jongens tegen wie we speelden waren ineens niet van Harkema Opeinde, maar van ’t Holdersnêst.
Gerard Bos
En toen, voordat we het wisten, was er een jaar waarin we niet aan schoolvoetbal maar schoolkorfbal deden. Stonden we ineens met de bal in de hand in plaats van aan de voet. Verdeeld over drie vakken, zoals dat toen nog was. Ik miste het gevoel van slidings, van trappen, zelfs van het dragen van scheenbeschermers.
Gelukkig deden er meisjes mee. Konden we mooi samen douchen, dachten wij als ondeugende jongens nog. De leraren en ouders dachten daar anders over. De meisjes trouwens ook.
Na deze tegenvallende kennismaking kwam het lange tijd niet meer goed tussen mij en korfbal. Zij van KV It Fean waren boos als wij van VV Surhuisterveen weer eens over hun veld naar onze training liepen of als er ballen op hun velden terechtkwamen. En bij een herinrichting van het sportcomplex wilden zij geen velden delen. Rare lui, dacht ik altijd.
De eerste keer dat ik als sportverslaggever naar korfbal moest, ging ik dan ook met frisse tegenzin. Ik had nog het beeld van schoolkorfbal voor ogen en de mensen van KV It Fean die altijd jaloers waren op de voetballers. Als zodanig beleefde ik dat laatste tenminste. Inmiddels denk ik dat het ietwat genuanceerder lag: wij jeugdvoetballers deden misschien wel eens wat te neerbuigend over onze korfballende buren.
Mijn beeld van korfbal en de mensen daarin is tegenwoordig anders. Suf is de sport allerminst. Mijn eerste potje als verslaggever was een zaalkorfbalwedstrijd van KV Drachten. Toen ik de hal binnenkwam, zag ik meer publiek dan bij de gemiddelde amateurvoetbalwedstrijd. Ik zag supporters met trommels, met zwart-groene vlaggen en zelfs geschminkte gezichten.
Naast de persplaats die ik had, klonken harde beats uit grote boxen, opzwepende nummers. En in een schitterende ambiance genoot ik tot mijn grote verrassing vervolgens daadwerkelijk van het schouwspel dat zich voor mijn ogen voltrok. Met sporters die niet suf of lelijk zijn, maar sterk en atletisch.
Sindsdien kom ik een paar keer per jaar bij zaalkorfbalwedstrijden. LDODK, Mid Fryslân, SCO, Drachten, maakt niet uit. De spanning. De snelheid. Het spektakel. Altijd mooi. Net als de sfeerverhogende muziek voor en tijdens duels, het voorstellen van de spelers, het vaak fanatieke publiek en ook de goede voorzieningen voor de pers. Hulde.
Ik spéél het natuurlijk niet – eens een voetballer, altijd een voetballer – maar na al die jaren durf ik het inmiddels ruiterlijk toe te geven: toen bij dat schoolkorfbal had ik het als kleine jongen he-le-maal verkeerd. Korfbal is allesbehalve saai of suf. Korfbal is eigenlijk best wel cool. Mea culpa.